
Vandaag waren er drie outfits van de vijf – op toeristische plekken. Eén stad was een monument (oude huizen, restaurantjes, toeristen, sfeer). De tweede was een kustresort (stranden, parasols, zon, opblaasbare speeltjes in de winkels). Om te voorkomen dat de toeristen in de weg zaten, vertrok ik vroeg. Het was nog nacht. Terwijl ik reed, werd het geleidelijk licht. Er waren weinig auto’s.
Heldere lucht, waarop, om het niet zo saai en somber te maken, alsof er wolkjes zijn bijgetekend. Een volle maan, omringd door een regenboog halo, die achter de horizon wegvlucht voor de dageraad en af en toe door deze sjabloon-geschilderde wolken heen gaat.
De mist die de velden met een dunne stof bedekte en die omhoog wilde stijgen, maar aan de grond werd gehouden als met spelden door zeldzame, eenzame bomen. Op de weg kon de mist zich verheffen en zich ophangen aan de stralen van de lantaarns die in een rij boven de middenberm stonden. De lampen zelf hingen boven de mist, van hen strekten zich draadjes van stralen naar de mist, dan de laag mist zelf, en helemaal onderaan, onder de dunne laag mist, een schone weg die in de verte verdwijnt.
Koeien in de velden. De meeste slapen, sommige zijn al opgestaan. Enkele slapende koeien zijn wakker geworden en kijken verbaasd naar de staande koeien: “Waarom ben jij opgestaan?” De opgestane koeien staren ook verbaasd in de verte, niet begrijpend waar het gras is gebleven en wat dat voor melkachtige deken is die het veld, hun soortgenoten en hun eigen poten bedekt. Wanneer de zon gaat schijnen, zullen alle koeien meteen beginnen aan hun dagelijkse taak – het kauwen op dat gras.
Af en toe kom je groepjes flonkerende kleine rode oogjes tegen van driekoppige en eénbenige reuzen-windmolens, die langzaam met hun hand-rotoren zwaaien, ofwel om de aandacht te trekken, ofwel om de mist die om hun voeten ligt te verdrijven.