Publieke aard en verkoop

Erich Fromm Hij schreef in zijn boeken over wat hij de “sociale aard” noemde. In feite gaat het om een set waarden en gedragsregels die kenmerkend zijn voor de samenleving, en niet voor het individu, maar die desondanks sterk, zo niet kritiek, invloed uitoefenen op de daden van dat individu. De sociale aard, volgens Fromm, hangt volledig af van de vorm van het bestaan van de samenleving en dus van de sociale en economische structuur. Bijvoorbeeld, als vroeger spaarzaamheid en bezit “in de mode” waren, dan is nu meer het gebruik en leven op krediet “in de mode”. Waar wil ik naartoe?

In het tijdperk van feodalisme en natuurlijke economie werd de handel slechts bedreven door een kleine groep van kooplieden, die niet gerespecteerd werden door de samenleving. Het respect verwierf men pas later, in volgende generaties en op een andere spiraal van de geschiedenis. De vraag rijst waarom de feodalen, als personen met een duidelijk voordeel in financiering en de mogelijkheid om een krachtiger financieel hefboom te trekken, zich niet met handel bezighielden? Immers, in de handel is de omzet het belangrijkste. En hoe meer geld er in de omzet is geïnvesteerd, hoe efficiënter het bedrijf zelf.

In onze tijd houdt iedereen zich bezig met handel en is het voor ieder van ons acceptabel om iets te verkopen. We weten altijd wat onze woning waard is, als we een auto kopen, denken we al na over wanneer en voor hoeveel we deze weer zullen verkopen, en zelfs onze werkgelegenheid beschouwen we als een verkoop, of oké, leasing, van onszelf. (In de luchtvaartindustrie is er trouwens de term “natte leasing”, wet lease, die verschilt van droge leasing, dry lease, omdat het vliegtuig met bemanning wordt geleverd.)Natte leasing jezelf, ehmТекст для перевода: ..

De logica van mensen uit de middeleeuwen begrijpen en zich in hun sociale karakter inleven, kan alleen door deel uit te maken van een gemeenschap die nog steeds vrijwel in een natuurlijke economie leeft. In Oekraïne is dit gemakkelijk te bereiken. We hebben bergdorpen in de Karpaten die praktisch geen contact hebben met de “Grote Aarde” en die alles zelf voor hun levensonderhoud produceren. Ja, ze hebben gereedschappen en werktuigen die door de industriële samenleving zijn gemaakt. Ze hebben zelfs auto’s, maar dat verandert niets aan het algemene beeld, waarin de lokale winkel niets verkoopt dat je kunt kopen, en de lokale kroeg niets dat je kunt eten.

Dus stel je voor dat een Hutsul, in antwoord op het aanbod om iets van hem te kopen, bijvoorbeeld honing of melk, het volgende denkt: «Als ik iets ga verkopen, zullen mensen denken dat ik geld nodig heb. Dat wil zeggen, dat het niet goed met me gaat, want geld is meestal nodig voor dingen zoals behandeling of schulden. Aan de andere kant, wat ga ik met dat geld doen? Als ik iets voor geld verkoop, moet ik zelf ook weer voor datzelfde geld kopen. Waar is dan de winst? Misschien is het kopen zelfs duurder dan verkopen… Daarom – nee. Ik ga niet verkopen.«. En daarom klinken er uit de mond van de Hutsul zinnen als: «Er is een beetje, maar alleen voor mezelf.» of «Dus waar zal ik deze melk voor jullie vandaan halen, de koeien zijn allemaal op de bergweiden.«. In extreme gevallen kan de prijs tot een belachelijk niveau worden opgedreven. Bijvoorbeeld, een bergherder kan de prijs van net gemaakte schapenkaas verdubbelen in vergelijking met de kaas van betere kwaliteit die op de markt in de vallei wordt verkocht. En het is waar, waarom zou hij daar in de bergen…geld.?.

De klinisch extreme illustratie van zo’n benadering vond ik in een of ander afgelegen dorp op weg naar Oest-Cherna. Een Hutsul had geld verdiend, had aan de rand van het dorp een hotel gebouwd, een neonreclamebord met de tekst “Hotel” opgehangen en… laat niemand daar verblijven. De formulering van de verkoopster uit de winkel in hetzelfde gebouw, aan wie we vroegen hoe we ons in het duidelijk volledig lege hotel konden vestigen, was dodelijk.Je moet de eigenaar om toestemming vragen.«, en het antwoord van de eigenaar was in de stijl van «…het is een beetje…»: «Ik heb daar een nummer, maar ik heb het morgen nodig, dus ik geef het vandaag niet aan jullie.«Dus, het hotel is niet gebouwd voor zaken (God verhoede dat mensen denken dat het om geld gaat), maar voor status: Ik ben de eigenaar van het hotel.

Het is interessant dat je bij de Hutsulen alles kunt kopen en dat tegen een redelijke prijs, zolang je maar niet met hen over de aankoop begint, maar gewoon een gesprek aangaat, je een beetje in hun vertrouwen wurmt, al is het maar symbolisch, en dan pas een deal voorstelt als een gunst van de verkoper aan de koper. Dan is er ook honing bij de bijen, melk bij de koe en een plek in het hotel. In dat geval handel je immers niet met een onbekende (wat moreel gezien duidelijk gelijkstaat aan prostitutie), maar los je zaken op met “je eigen” mensen.

Als postscriptum: Heel vaak wordt in ons land het bedrijfsleven opgebouwd volgens het principe van het “Hutsul-hotel”. Niet om geld te verdienen, maar voor status. Uiteraard maken zulke ondernemers zich helemaal geen zorgen over de motivatie van de mensen die voor hen werken, noch over marketing, noch over verkoop, noch over het aantrekken en behouden van klanten, aangezien al hun klanten familieleden zijn, aan wie gewoon een gunst wordt verleend.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *